Terug naar vorige pagina

De walrus en de timmerman




Vertaling Engels origineel
1. De zon die scheen uit alle macht
Bescheen de wijde zee
Als om de golven spiegelglad
Te maken, en gedwee
En dat was eigenlijk heel verdacht
Want het was middernacht.
The sun was shining on the sea,
Shining with all his might:
He did his very best to make
The billows smooth and bright-
And this was odd, because it was
The middle of the night.
2. De maan stond norsig aan het zwerk
De zon had toch geen recht
Te schijnen als geen licht meer gloort
Dat was toch echt geen werk
" 't Is hondsbrutaal," zei ze verstoord
"Het is toch ongehoord."
The moon was shining sulkily,
Because she thought the sun
Had got no business to be there
After the day was done-
"It's very rude of him," she said,
"To come and spoil the fun!"
3. De zee was natter dan kletsnat
Het zand als gort zo droog
Geen wolkje was er aan de lucht
Al keek je nog zo hoog
Geen vogel zag je in de vlucht
Omdat geen overvloog.
The sea was wet as wet could be,
The sands were dry as dry,
You could not see a cloud, because
No cloud was in the sky:
No birds were flying overhead-
There were no birds to fly.
4. De Walrus en de Timmerman
Die liepen langs het strand
Ze huilden bitter bij het zien
Van zulke hopen zand:
"Kon dit maar worden opgeruimd.
Daaronder zit vast land."
The Walrus and the Carpenter
Were walking close at hand:
They wept like anything to see
Such quantities of sand:
"If this were only cleared away,"
They said, "it would be grand!"
5. "Stel, zet er zeven werksters aan
Die een half jaar aan het vegen slaan
Denk jij dan," gaf de Walrus aan
"Dat de klus dan is gedaan?"
"Ik vraag 't me af," zei de Timmerman
En plengde weer een traan.
"If seven maids with seven mops
Swept it for half a year,
Do you suppose," the Walrus said,
"That they would get it clear?"
"I doubt it," said the Carpenter,
And shed a bitter tear.
6. "Oh, oesters," riep de Walrus op.
"Och, kom toch naar de kant
Gezellig lopen langs de zee
Al langs het zilte strand
Maar met niet meer dan vier gelijk
Dan krijg je elk een hand."
"O Oysters, come and walk with us!"
The Walrus did beseech.
"A pleasant walk, a pleasant talk,
Along the briny beach:
We cannot do with more than four,
To give a hand to each."
7. De oudste oester keek hem aan
Zo zwijgzaam als verdoofd
Hij knipte moeizaam met zijn oog
Schudde zijn zware hoofd
Hij wilde liever verder dromen
Dan uit het oesterbed te komen.
The eldest Oyster looked at him,
But never a word he said:
The eldest Oyster winked his eye,
And shook his heavy head-
Meaning to say he did not choose
To leave the oyster-bed.
8. Vier jonge oesters doken op
Die deden wèl graag mee
Ze hadden zich speciaal opgefrist
Wat moeite kost in zee
De mantel uitgeveegd, schoenpoets op hun voet
Ze missen de schoen waar het eig'lijk op moet.
But four young Oysters hurried up,
All eager for the treat:
Their coats were brushed, there faces washed,
Their shoes were clean and neat-
And this was odd, because, you know,
They hadn't any feet.
9. Toen kwamen weer vier oesters
En nog vier naar de kant;
Uiteindelijk kwamen meer en meer
In drommen naar het strand.
Ze rolden met de branding mee
En buitelden aan land.
Four other Oysters followed them,
And yet another four;
And thick and fast they came at last,
And more, and more, and more-
All hopping through the frothy waves,
And scrambling to the shore.
10. De Walrus en de Timmerman
Liepen een flink eind met ze op
Ze konden rusten op een rots
Daar hielden ze toen stop
En al de oesters, op een rij
Die wachtten, ja waarop?
The Walrus and the Carpenter
Walked on a mile or so,
And then they rested on a rock
Conveniently low:
And all the little Oysters stood
And waited in a row.
11. De Walrus zei: " 't moment is daar
Wat zaken door te praten
Als schoenen, schepen, zegellak
En bloemkool en prelaten
Waarom de zee een kookpunt heeft,
En varkens winden laten."
"The time has come," the walrus said,
"To talk of many things:
Of shoes- and ships- and sealing-wax
Of cabbages- and kings-
And why the sea is boiling hot-
And whether pigs have wings."
12. De oesters riepen: "rustig aan
Voordat we dat bespreken
Een paar van ons zijn veel te dik,
En daardoor haast bezweken!"
"Oh, 't heeft geen haast," zei de Timmerman
" 't Had ons te doen geleken."
"But wait a bit," the Oysters cried,
"Before we have our chat;
For some of us are out of breath,
And all of us are fat!"
"No hurry!" said the Carpenter.
They thanked him much for that.
13. De Walrus zei toen "ik heb trek
Een broodje zou me smaken
En dan met peper en azijn
Om het compleet te maken
Dus, oesters, als 't jullie schikt
Dan kunnen we 't klaar gaan maken."
"A loaf of bread," the Walrus said,
"Is what we chiefly need:
Pepper and vinegar besides
Are very good indeed-
Now, if you're ready, Oysters dear,
We can begin to feed."
14. De oesters riepen "niet met ons,"
Terwijl ze paars verschoten
"We zijn toch vrienden, w' hebben saam
Van 't wandelen genoten!"
De Walrus was wat afgeleid
Had net zijn neus gesnoten.
"But not on us!" the Oysters cried,
Turning a little blue.
"After such kindness, that would be
A dismal thing to do!"
"The night is fine," the Walrus said.
"Do you admire the view?"
15. "Het was aardig dat je meeging hoor,
'k Zou jullie zo weer vragen!"
De Timmerman zei "Geef 't brood eens door,
Als het je kan behagen.
Ik zou, als jij zo doof niet was
't Maar één keer hoeven vragen!"
"It was so kind of you to come!
And you are very nice!"
The Carpenter said nothing but
"Cut us another slice.
I wish you were not quite so deaf-
I've had to ask you twice!"
16. De Walrus vroeg: "kunnen we dat doen
Zo'n lage poets te bakken
Ze liepen zo ver met ons mee
En dan ze te verlakken"
De Timmerman vroeg zonder medeleven
Hem de boter even door te geven.
"It seems a shame," the Walrus said,
"To play them such a trick,
After we've brought them out so far,
And made them trot so quick!"
The Carpenter said nothing but
"The butter's spread too thick!"
17. De Walrus zei: "het grijpt me aan
Mijn hart gaat naar jullie uit."
In tranen en wat snotterig
Koos hij de grootsten uit
Z'n zakdoek hield hij bij de hand
Het was een triest geluid.
"I weep for you," the Walrus said:
"I deeply sympathize."
With sobs and tears he sorted out
Those of the largest size,
Holding his pocket-handkerchief
Before his streaming eyes.
18. "Oh oesters," zei de Timmerman
"Zo'n tocht doet smakelijk eten
En dan nu maar weer thuiswaarts gaan?"
't Antwoord heeft hij nooit geweten
Dat is niet echt een wonder want
Ze waren opgegeten.
"O Oysters," said the Carpenter,
"You've had a pleasant run!
Shall we be trotting home again?"
But answer came there none-
And this was scarcely odd, because
They'd eaten every one.

Uit: Lewis Carroll. Through the Looking-Glass
Vertaling: Hans de Jong

Copyright © 2002, 2009 Hans de Jong, all rights reserved
Terug naar vorige pagina